Jan Bloch: pionier van de vrede

Honderd jaar vredesmusea

logo

 

naar hoofdmenu
terug naar vorige pagina

informatie over het Museum voor Vrede en Geweldloosheid
naar reactieformulier

In juni 2002 vond een uitgebreide herdenking plaats van het feit dat honderd jaar geleden het eerste vredesmuseum ter wereld werd geopend. Dat gebeurde op 7 juni 1902 in het Zwitserse Luzern. Dr. Peter van den Dungen, van Nederlandse afkomst, maar al sedert vele jaren docent historisch vredesonderzoek in Groot-Brittannië aan de Universiteit van Bradford, Department of Peace Studies, was hier nauw bij betrokken en maakte een gedetailleerde studie van het vredesmuseum en de historische achtergronden daarvan. Hieronder een weerslag van zijn bevindingen.

De moderne vredesbeweging ontstond in reactie op de Napoleontische oorlogen van het begin van de negentiende eeuw. Deze maakten door hun meedogenloze wreedheden en hun omvattend karakter (onder andere door de invoering van de dienstplicht) de bodem rijp voor een nieuwe sociale beweging. Deze kreeg gestalte in personen en organisaties die zich inzetten om - in de tijd van opkomende democratie - de bevolking te mobiliseren tegen de oorlog. Het waren pioniers die zaken aan de orde stelden die ook nu nog steeds in ontwikkeling zijn, zoals de vestiging van een internationale rechtsorde.

Verlichte geesten

Eén van deze nu bijna vergeten voorlopers was de stichter van het eerste vredesmuseum, de Poolse industrieel Jan Bloch (1836-1902). Hij verwierf kapitalen met de aanleg van spoorbanen in Polen en Rusland, was tevens bankier en publiceerde over economische aangelegenheden. Deze schatrijke zakenman, die door tsaar Alexander III in de adelstand werd geheven, wijdde de laatste tien jaar van zijn leven aan vragen rondom oorlog en vrede. De enorme ontwikkeling in de oorlogstechniek verontrustte vele verlichte geesten. De gruwelen in de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871), waarin voor het eerst op grote schaal mitrailleurs gebruikt werden, vormden een afschrikwekkend voorbeeld van oorlogsontwikkelingen.
Bloch publiceerde in 1898 een meesterwerk over de ontwikkeling van de oorlog en de toekomst daarvan. Het omvatte zes delen van in totaal vierduizend bladzijden. De aanpak in dit boek was typerend voor Blochs inzet: hij omschreef minutieus de ontwikkeling in de oorlogstechnologie, en liet in een overvloed aan statistische tabellen, grafieken en diagrammen zien dat de kosten van de oorlog steeds omvangrijker werden: in termen van menselijk leed, maar ook in economische zin. Bloch wist waarover hij sprak, omdat hij in het verleden betrokken was geweest bij de verplaatsing van Russische troepen per trein. Hij wilde aantonen dat de oorlog steeds meer een totaal karakter kreeg en daardoor een volledige mobilisatie van de economische hulpbronnen vereiste.

Jan Bloch

Jan Bloch was de stichter van het eerste vredesmuseum

Oorlog als onmogelijkheid

Deze belichting van bewapening en oorlog vanuit een economische invalshoek vond in de moderne krijgskunde nauwelijks plaats. Door de objectieve en gedetailleerde beschrijving van de bewapening kreeg het werk in militaire kringen veel aandacht. De aanpak leek allesbehalve pacifistisch, maar de conclusie was dat wel: een toekomstige oorlog tussen de grootmachten was een 'onmogelijkheid' geworden. Daarmee bedoelde Bloch te zeggen, dat oorlog gezien zijn effecten geen rationeel middel meer kon zijn om conflicten op te lossen.
Als lobbyist gebruikte Bloch met succes zijn bekendheid bij tsaar Nicolaas II om deze te bewegen tot het nemen van vredesinitiatieven. Mede door Bloch geïnspireerd gaf de tsaar de stoot tot de eerste Haagse Vredesconferentie (1899). Op deze conferentie was Bloch zeer nadrukkelijk aanwezig om de talrijke aanwezigen diplomaten, militairen en adviseurs van de juistheid van zijn these te overtuigen.
Hij wilde echter niet alleen onder vaklieden en politici werken, maar ook het grote publiek bereiken. Daartoe creëerde hij een mogelijkheid op de grote Wereldtentoonstelling in Parijs, het jaar daarop. Vanuit de overtuiging dat het effectiever was om 'tegen de ogen te spreken dan tegen de oren', organiseerde hij daar een tentoonstelling in samenwerking met de Franse en Zwitserse vredesbeweging. Hoewel Bloch daar maar een deel van zijn ambitieuze plannen kon verwezenlijken door tegenwerking van de zijde van het Russisch militair establishment, kon hij toch tweeendertig panelen plaatsen, waarin de mechanismen van de oorlog, de oorlog ter zee, en de economische en financiële gevolgen aanschouwelijk werden gemaakt. Zij werden voorzien van verklarende kanttekeningen, die ontleend waren aan uitspraken van militairen en economen.

Vredesmuseum

De volgende stap was nu voor Bloch het realiseren van een permanent museum. Daarvoor liet hij het oog vallen op Luzern in het neutrale Zwitserland, het centrum van Europa, dat hij van vakanties kende. Bovendien kon hij hier ook zijn goede contacten met de Zwitserse vredesbeweging gebruiken. Mede omdat het stadsbestuur positief tegenover het plan stond en Bloch, net als bij de eerder genoemde initiatieven, een belangrijke financiële bijdrage leverde, kon op 7 juni 1902 de opening plaatsvinden. Helaas zonder Bloch, die hoewel nog nauw bij de voorbereidingen betrokken, in januari van dat jaar overleed.

Eerste Vredesmuseum

Het vredesmuseum in Luzern was in zijn eerste jaren een succes

Bij de opening waren vele politici, hoge militairen en vertegenwoordigers van de internationale vredesbeweging aanwezig. Onder hen was de nestor van de vredesbeweging Frédéric Passy, die het jaar daarvoor samen met Henri Dunant (van het Rode Kruis) als eersten de Nobelprijs voor de vrede hadden gekregen en die de opening verrichtte. Onder hen ook Bertha von Suttner, die met haar roman 'De Wapens Neer!' tallozen de ogen geopend had voor het lijden dat de moderne oorlog teweeg bracht. Het museum was ingericht met hulp van Zwitserse militairen en toonde de ontwikkeling in bewapening, oorlogsstrategieën, en veldslagen. Dat alles zo realistisch en visueel mogelijk vanaf de oudheid tot het heden (dat betekende dat ook de Boerenoorlog werd meegenomen). Er werd zelfs een gruwelijke verzameling van menselijke skeletten getoond. In toelichtingen, grafieken en tekeningen liet men de economische gevolgen zien. Daarnaast kreeg de ontwikkeling van het internationaal recht een plaats door teksten van verdragen te tonen.
Het karakter van het museum was niet onomstreden: was het feitelijk niet een oorlogsmuseum, zo klaagden pacifisten. Daarmee deden zij geen recht aan de intenties van Bloch, die zo objectief mogelijk wilde aantonen dat de ontwikkeling van de oorlog, vrede tot een noodzaak maakte. Maar zijn aanpak was wel eenzijdig en de kritiek leidde er terecht toe dat de vredesonderdelen van het museum uitgebreid werden in de vorm van portretten van grote pacifisten, waaronder twee indrukwekkende schilderijen tegen de oorlog van de Nederlandse schilder Jan ten Kate.
Het museum was in zijn eerste jaren een succes. Er kwamen veel bezoekers. Het aantal groeide tot 65000 per jaar. Na een terugval liep het aantal weer op tot 37000 in het jaar voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Verwoestende effecten

De ironie van het lot wil, dat deze oorlog, die in zijn verwoestende effecten illustreerde waarvoor Bloch had gewaarschuwd, de ondergang van het museum inluidde. Het bezoekersaantal liep als gevolg van de oorlog drastisch terug en de daaruit voortvloeiende financiële problemen leidden tot de sluiting in 1919. De oorlog had het vredesinitiatief overwonnen.
Blijft staan dat het hier om pioniersarbeid ging op het terrein van vredeseducatie en bewustwording. De fakkel werd door anderen overgenomen. Dat zij brandende moet blijven, staat als een paal boven water: als Bloch nu zijn standaardwerk zou moeten herzien, zou hij heel wat toe te voegen hebben.

Herman Noordegraaf

hoofdmenu    info museum    uw reactie

Updated: 1 maart 2004