Indië-weigeraars

volledige tekst brochure

Indië-
weigeraars




poster Troepen Terug 1947

Rehabilitatie?!

Op 16 oktober 1988 kwamen de Indië-weigeraars in Dronten bijeen voor een reünie. Hier werd over een vorm van eerherstel voor de Indië-weigeraars gesproken. De reünie kreeg aandacht in de media, maar daar bleef het bij. Van een eerherstel voor de weigeraars kwam in 1988 niets terecht.

Spijtbetuiging van de Nederlandse regering aan de Joodse gemeenschap opende een periode van publieke schuldbelijdenissen. Snel hierna kwamen de excuses van de Japanse regering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, en in het bijzonder aan de Nederlandse.
Bij sommigen riep dit de vraag op of ook Nederland aan Indonesië spijt moet betuigen voor het Nederlandse optreden tijdens de koloniale periode. De Nederlandse veteranen reageerden scherp en zeiden, onder andere, dat Indonesië zelf niet om een spijtbetuiging heeft gevraagd. Wat hen vooral raakte, is de vergelijking die wordt gemaakt tussen het optreden van Japan en dat van Nederland.

Dan verklaarde premier Kok in een interview, nadat hij de vraag lang probeerde te ontwijken, dat nu ook Nederland aan Indonesië excuses zou moeten aanbieden. Hierbij zei hij ook dat het reëel zou zijn om nu anders te kijken naar personen die destijds dienst weigerden tijdens de politionele acties. Is er hier sprake van een mogelijke eerherstel voor de Indië-weigeraars?
Enkele weken hierna sprak de paus een mea culpa uit. De paus verontschuldigde zich voor de misstappen die de katholieke kerk in de laatste tweeduizend jaar had begaan. Een symbolisch gebaar. Of de Indië-weigeraars op iets vergelijkbaar zitten te wachten is de vraag.


Nederlandsch-Indië

Met de aanval van Japan op Pearl Harbour op 7 december 1941 begon de oorlog voor Nederlands-Indië. Nederland beschikte op dat moment over te weinig militaire capaciteit om aan Japan tegenstand te kunnen bieden. Op 8 maart 1942 moest het leger capituleren en Nederlands-Indië werd door Japan bezet.
De snelle Japanse overwinning en de beperkte verdediging die Nederland hier tegenover had kunnen stellen, tastten het Nederlandse aanzien onder de Indonesische bevolking ernstig aan. Het geschonden Nederlandse prestige werd verder ondermijnd door de gerichte Japanse propaganda en door het opsluiten van de Nederlanders in speciale kampen. In zijn propaganda legde Japan nadruk op de eeuwenlange economische uitbuiting door Nederland, in de hoop hiermee de Indonesische bevolking achter zich te krijgen.

Indonesië onafhankelijk verklaard

Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan. Nederland hoopte nog om de zaken op de vooroorlogse voet voort te zetten, maar dit mislukte. Indonesiërs waren niet langer bereid een kolonie van Nederland te zijn. De Japanse bereidheid aan het Indonesische onafhankelijkheidsstreven tegemoet te komen, stimuleerde het Indonesische nationalisme.
Op 17 augustus 1945 las Soekarno de boodschap voor waarin Indonesië onafhankelijk werd verklaard. De Nederlandse regering hield hier geen rekening mee. Bij de beoordeling van de uitroeping van de onafhankelijkheid heeft bij de regering sterk het gevoel meegespeeld dat de Republiek Indonesië door collaborateurs was opgezet, met steun van Japan. Vermoedelijk had deze Nederlandse kritiek een averechtse uitwerking en versterkte dit onafhankelijkheidsstreven.

De Engelsen

Noch de Nederlandse regering noch de publieke opinie waren voorbereid op de Indonesische onafhankelijkheid. Men was overtuigd dat Indië zonder Nederlandse leiding niet kon bestaan. De Nederlandse regering wilde de soevereiniteit van Indonesië niet erkennen. Ze achtte die niet representatief voor geheel Indonesië en beschouwde de Republiek als een Japanse maaksel.
Er werden verschillende plannen opgesteld om een oplossing te vinden, maar ze gingen allemaal uit van een hoge mate van zeggenschap van Nederland over de Indonesische zaken. Steun voor directe erkenning van Indonesië was bijna nergens te vinden.
De Nederlandse positie werd verder ondermijnd door de internationale overwegingen. Nederland was militair zwak en daarom afhankelijk van haar bondgenoten. Daarnaast was het voor veel landen aantrekkelijker om een vrijheidsstrijd te steunen, dan koloniale politiek. Met name de Amerikanen en de Australiërs hadden hun bedenkingen over de voortzetting van het koloniaal bestuur in Nederlands-Indië. Amerikaanse politici verklaarden vaak dat het doel van de overwinning geen herstel van het imperialisme mocht zijn en dat alle volken bevrijd zouden moeten worden.
Op dat moment was het gezag in Indonesië officieel in handen van de Engelsen en die voelden niets voor om met geweld de Nederlandse positie te herstellen. Ook lieten de Engelsen de Nederlandse troepen aanvankelijk niet toe op Java, wat de Republiek de tijd gaf voor de opbouw van het leger.

Operatie produkt

In november 1946 kwam een voorlopige overeenkomst in Linggadjati tot stand, waarbij de Republiek als feitelijke gezaghebber over Java en Sumatra werd erkend. Nederland en de Republiek zouden samenwerken bij het opzetten van de Verenigde Staten van Indonesië. Nederland streefde een federale oplossing na, waarbij ongetwijfeld een dosis verdeel- en heers politiek in zat. Het Indonesische streven naar onafhankelijkheid werd vaak uitgelegd als Javaanse heerszucht, waartegen Nederland de overige bevolkingsgroepen in de archipel zou moeten beschermen.
Zoals te verwachten was, kwam in de praktijk weinig terecht van de bovengenoemde overeenkomst. Nederland twijfelde aan de Republikeinse bereidheid het accoord werkelijk uit te voeren. Deze en andere factoren leidden tot opzegging van de overeenkomst door Nederland. Er werd een militaire actie tegen de Republiek ondernomen, onder de naam Operatie produkt.

Politionele acties

Voor deze operatie gebruikte men de term 'politionele actie' om aan te geven dat het hier om een interne, Nederlandse zaak ging. De eerste politionele actie van 20 juli tot 4 augustus 1947 kwam tot een voortijdig einde door een oproep van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om de strijd te staken.
Op 17 januari 1947 kwam men tot een nieuwe overeenkomst. Hierbij ging de positie van de Republiek achteruit. Nederland mocht deelstaten vormen in het gebied dat tijdens de politionele actie door haar was bezet. Nederland eiste van de Republiek nagenoeg totale overdracht van haar bevoegdheden. Toen de Republiek weigerde hiermee in te stemmen, zegde Nederland de overeenkomst op. Dit resulteerde in de tweede politionele actie.

Overdracht van de soevereiniteit

In de tussentijd was de kracht van de Republikeinse troepen aanzienlijk gegroeid en aan beide kanten waren de verliezen groter dan te voren. Het was nu duidelijk dat Nederland niet langer om de Republiek heen kon. Ook vond Nederland bij de internationale gemeenschap steeds minder steun voor haar politiek in Indonesië. Amerika dreigde zelfs de Marshallhulp op te zeggen. Bij de Ronde Tafel Conferentie in het najaar 1949 werden de voorwaarden opgesteld waarop Nederland en Indonesië uiteen zouden gaan. Van een overgangsperiode onder Nederlandse soevereiniteit was geen sprake meer. Op 27 december 1949 vond de overdracht van de soevereiniteit plaats. Hiermee was de politieke dekolonisatie voltooid.
In de volgende maanden werd door de regering van de Verenigde Staten van Indonesië een einde gemaakt aan het federatieve karakter van de staat. Op 17 augustus 1950 werd de eenheidsstaat, de Republiek Indonesia, geproclameerd.


De Indië-weigeraars

In de jaren '46-'49 werden in totaal 111.653 Nederlandse dienstplichtige militairen naar Indonesië verscheept. Dienstplichtigen die niet wensten te worden uitgezonden, werden onder druk gezet om alsnog te gaan. Als ze daar niet aan toegaven, werden ze streng gestraft.
Deze uitzending van dienstplichtigen naar Indonesië was, naar de mening van sommigen, in strijd met de grondwet. Volgens artikel 192 van de grondwet konden dienstplichtigen niet dan met hun toestemming naar overzeese gebiedsdelen worden uitgezonden. De regering oordeelde echter anders en beriep zich op de noodwetgeving uit de Duitse oorlogstijd, die volgens haar nog van kracht was.

Tien procent komt niet opdagen

De dienstplichtigen kregen na een opleiding van zes maanden tien dagen inschepingsverlof om afscheid te kunnen nemen van de familieleden. De meeste deserteurs maakten van deze periode gebruik om onder te duiken. Van de Eerste Divisie, die uit 20.000 manschappen bestond, kwam tien procent niet opdagen. Ook bij de volgende divisies die moesten opkomen bleef een groep soldaten weg.
Het probleem was groot genoeg om een overheidsbeleid tot stand te brengen. Het beleid was bedoeld om deserteurs op te sporen, te berechten en zo mogelijk alsnog over te halen naar Indonesië te gaan. De deserteurs werden opgespoord en gearresteerd door de Koninklijke Marechaussee, in samenwerking met gemeente- en rijkspolitie. Naast de directe opsporingsactiviteiten werden allerlei administratieve mogelijkheden gebruikt om de deserteurs het leven moeilijker te maken. Zo werden distributiebonnen ingehouden en kostwinnersvergoedingen stopgezet. Ook het verlenen van hulp aan onderduikers werd strafbaar. De opsporing van deserteurs duurde tot in 1958!

Principiële weigeraars en onderduikers

De groep van de Indië-weigeraars kan in twee subgroepen onderverdeeld worden.

  • De eerste, kleinere groep zijn de principiële dienstweigeraars die niet werden erkend.
  • De tweede, veel grotere groep zijn dienstplichtigen die, na opkomst, dienst in Indonesië weigerden en daarom moesten onderduiken.
Al deze mensen werden van desertie beschuldigd. Hun desertie werd in verband gebracht met Indonesië, hoewel bij sommigen dat misschien geen rol speelde. Zij werden 'Indonesië-deserteurs' genoemd, een term die later werd afgewisseld door 'Indonesië- weigeraars', waaruit een belangrijk verschil in benadering blijkt.

Meer beroepen op de dienstweigerwet

Een opvallend aspect in de periode van de politionele acties was de grote stijging van het aantal beroepen op de dienstweigerwet. Deze stijging was zo groot dat de ministerie van Oorlog meende dat het hier om misbruik van deze wet ging. De dienstweigerwet was een aantrekkelijke mogelijkheid om een uitzending naar Indonesië te voorkomen en deze mogelijkheid werd graag aangegrepen, wat ook de stijging in deze periode verklaart.
Dit maakt het echter moeilijk om een onderscheid te maken tussen de 'echte' principiële weigeraars, die uit principes wapens niet wilden opnemen, en de mensen die in principe wel bereid waren de dienst te verrichten, maar niet in Indonesië. De erkende principiële dienstweigeraars werden voor de duur van drie jaar te werk gesteld in verschillende kampen. De niet- erkende principiële dienstweigeraars hadden de keuze zich bereid te verklaren normaal dienst te verrichten (wat een uitzending naar Indonesië zou betekenen) of, indien zij dit weigerden, door de krijgsraad berecht te worden.

'Indiëbereid'

De deserteurs die werden gearresteerd, werden vanaf oktober '46 overgebracht naar het Depot Nazending Nederlandsch-Indië te Schoonhoven. In kamp Schoonhoven was in het eerste halfjaar sprake van een liberaal bewind. Men probeerde weigeraars over te halen zich alsnog 'Indiëbereid' te verklaren, wat ook in grote aantallen lukte. De overigen kwamen voor de krijgsraad. Na maart 1947 werd voor een andere behandeling van de Indonesië- weigeraars gekozen. Voortaan werden ze allemaal berecht, ook als ze alsnog bereid waren hun dienst te doen.
In de periode die aan de berechting vooraf ging, werd alles gedaan om ze alsnog 'Indiëbereid' te verklaren. In kamp Schoonhoven kregen ze een volledige medische herkeuring en een beoordeling door de militaire psychiater, geestelijke verzorger en de commandant. De Indonesië-weigeraars werden op verschillende manieren onder druk gezet. Er werd gedreigd met lange gevangenisstraffen en er werd een moeilijke militaire training opgezet. Ook moesten ze vaak door de straten van Schoonhoven marcheren, wat als een soort vernedering was bedoeld. Dit alles werd gedaan in de hoop de mensen zover te krijgen zich bereid te verklaren naar Indonesië te vertrekken. Wat ook gebeurde, maar niet bij iedereen.

Twintig berechtingen per dag

Vanaf november 1947 werd een speciale Kamer van de Krijgsraad te Velde West opgericht, die zich bezighield met behandeling van de Indonesië-weigeringszaken. Deze Kamer bevond zich in Rotterdam, waar kamp Schoonhoven in de buurt lag. De krijgsraad beoordeelde rapporten van de psychiater en de commandant van kamp Schoonhoven. De berechting gebeurde in een hoog tempo. Soms werden er per dag twintig tot dertig weigeraars berecht. Dit betekende ook dat de weigeraars hun motieven vaak niet konden toelichten. Ook het berekenen van de strafmaat was niet altijd duidelijk. Voor een hetzelfde vergrijp werden straffen uitgesproken die aanzienlijk in duur verschilden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf hield men er rekening mee dat de weigeraars niet eerder op vrije voeten mochten komen dan dat de soldaten uit Indonesië kwamen. Mensen die in hun weigering bleven volharden, konden op een extra zware straf rekenen. Mensen die alsnog bereid waren naar Indonesië te vertrekken, hoefden na de terugkomst hun straf niet uit te zitten.

Gratie voor gevangenen

In 1948 vierde koningin Wilhelmina haar vijftigjarig regeringsjubileum. In verband met dit jubileum kwamen alle gevangen in aanmerking voor gratie. Voor de Indië-weigeraars lag dat iets moeilijker. Zij moesten een verklaring tekenen dat ze na het uitzetten van hun straf toch de volledige diensttijd van tweeëneenhalf jaar zouden vervullen. In de tussentijd werden ook de SS'ers vrijgelaten, zonder dat daar voorwaarden aan werden verbonden. Toen hierover aan de ministers vragen werden gesteld, was hun antwoord dat deze twee groepen verschillend van karakter waren.

Afzonderlijke strafgevangenissen

In de eerste tijd werden de Indonesië-weigeraars ondergebracht tussen criminelen en oorlogsmisdadigers. Pas na verloop van tijd werd een speciaal beleid voor ze ontwikkeld. Ze werden samengebracht in afzonderlijke strafgevangenissen, onder andere Bankenbosch (v.a. sept '46) of Fort Spijkerboor (v.a. okt '49). Later werd het ook mogelijk te worden overgeplaatst (op eigen verzoek) naar strafgevangenis 'de Mijnstreek'. Hier moesten de weigeraars tegen betaling in de mijnen werken, vaak samen of zelfs onder leiding van de SS'ers.

Geen ruimte voor politieke bezwaren

Over de motieven van de Indonesië-weigeraars bestaat enige controverse. Hun motieven werden in eerste instantie genoteerd door de militaire psychiaters of door de commandant. Over de betrouwbaarheid van deze rapporten kunnen twijfels bestaan. Men kan ook aan de juistheid van de opgegeven motieven twijfelen. Politieke motieven werden door de autoriteiten zoveel mogelijk uitgesloten, maar ook door de weigeraars zelf weinig genoemd. Slechts een klein percentage beriep zich op politieke bezwaren.

Bij de krijgsraad bestond de opvatting dat het bij de meeste Indonesië-weigeraars om persoonlijke belangen ging die boven het staatsbelang werden gesteld. Dit was in ogen van de krijgsraad genoeg om berecht te worden. De bezwaren tegen een uitzending naar Indonesië werden als politieke bezwaren opgevat, waarvoor de dienstweigerwet geen ruimte bood. De bezwaren van de Indië-weigeraars werden afgewezen en als zij aan hun bezwaren vasthielden, kwamen ze in gevangenis terecht, vaak met een extra zware straf. Het is daarom geen wonder dat er andere dan politieke motieven werden gebruikt, om zo aan een zware straf te ontkomen.
Het is ook daarom dat bij de meeste Indië-weigeraars sprake is van 'zich lichamelijk of geestelijk niet geschikt achten' of van 'huiselijke omstandigheden' als motief voor de weigering. Aan de ene kant kan men niet betwijfelen dat de weigeraars politieke motieven hadden, alleen omdat deze niet opgetekend zijn. Anderzijds noemen de Indië-weigeraars tegenwoordig vaker politieke motieven voor hun weigering. Ook in dit geval kan men betwijfelen of zij vroeger ook zo dachten. Hoe dan ook, dit is niet aan ons te beoordelen, maar aan de Indië-weigeraars zelf.


Literatuur

  • Bals, Kees en Gerritsen, Martin: De Indonesië weigeraars, (Amsterdam, 1989/1993).
  • Fiedeldij Dop, Jan Maarten en Yvonne Simons: De berechting van de Indië-deserteurs in: Vrij Nederland (1983, nr 49).
  • Tip, Merle: Het nationale desertieprobleem. De Indonesië- weigeraars en hun motieven 1945-1950, (Groningen 1998, doctoraalscriptie).
  • Zwart, Henny: Er waren er die niet gingen. Vijftien eeuwen straf voor Indonesië-weigeraars, (Amsterdam 1995). Dit boek staat op internet. Klik hier om er naartoe te gaan.

De tentoonstelling
'Indië-weigeraars - Tropenkolder of idealisme'
is een project van het
Museum voor Vrede en Geweldloosheid

De volgende personen en instellingen danken wij voor hun medewerking en bijdragen, in het bijzonder de vrijstelling van beeldrechten:
Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (Huub Sanders) te Amsterdam, Fotoarchief Spaarnestad te Haarlem, KITLV te Leiden, Henk Akkerman, Anton Daniels, Dolf Kruger, Mw. Smit te Wageningen, Jan Maassen, Erik Somers (NIOD), Marie-Therese Konsten, Carolien Barendregt, Lideweij van Roosendaal (Verzetsmuseum Zuid-Holland te Gouda) en vele anderen.

Tentoonstellingsontwerp: Goran Medveld
Vormgeving: Laurie Zwiers

Museum voor Vrede en Geweldloosheid
Postadres: Minahassastraat 1, 1094 RS Amsterdam
Tel/fax: 020 - 668 18 68 b.g.g. 015-212.16.94
Internet: www.vredesmuseum.nl

hoofdmenu    info museum    uw reactie

Laatst gewijzigd: 3 februari 2005