Eric Lomax

logo

vergeving
verzoening

verhaal 22






foto Eric Lomax "Eens moet het haten ophouden."

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Eric Lomax door de Japanners gefolterd bij de aanleg van de Birma-Siam spoorlijn. 50 jaar later ontmoette hij één van zijn folteraars.
Zijn boek 'The Railway Man', vertelt het verhaal.

Als je een slachtoffer bent van foltering herstel je nooit helemaal. De lichamelijke schade is te verwerken, maar de psychische schade blijft je voor altijd bij.

In 1945 keerde ik terug naar Edinburgh, naar een leven vol onzekerheid, nadat ik drie-en-een half jaar van angst, ondervragingen en martelingen als een krijgsgevangene in het Verre Oosten had doorgebracht. Ik had geen gevoel van eigenwaarde, geen vertrouwen in mensen, en leefde in mijn eigen wereld.

De privacy van een gemartelde is minder aan te tasten dan welk fort ook. De mensen dachten dat ik het aan kon, maar van binnen viel ik uiteen. Het werd onmogelijk met me samen te leven. Het was alsof de zonden die mijn overmeesteraars in mij gezaaid hadden in mijn gezin geoogst werden.

Ook haatte ik de Japanners intens, en ik was er altijd op uit ze op een of andere manier te kleineren. Ik was vaak in mijn gedachten bij mijn gehate ondervrager. Ik wilde hem verdrinken, in een kooi op sluiten en hem slaan – zoals hij met mij gedaan had.

Na mijn pensionering in1982 begon ik te zoeken naar informatie over wat er in Thailand (Siam) gebeurd was. De behoefte aan kennis is krachtig. In de loop van mijn onderzoek ontdekte ik dat Nagase Takashi - mijn ondervrager en folteraar - aangeboden had anderen aan informatie te helpen.

Ik kwam er achter dat hij nog leefde, actief was in het liefdadigheidswerk, en dat hij een Boeddhistische tempel had gebouwd. Ik was sceptisch. Ik kon niet geloven in het feit dat een Japanner berouw kon tonen. Ik had het sterke vermoeden dat, als ik hem zou ontmoeten, ik mijn handen om zijn nek zou leggen en hem om zou brengen.

Mijn keerpunt kwam in 1987 toen ik in aanraking kwam met 'The Medical Foundation for Victims of Torture'. Voor de eerste keer was ik in staat de haat waarin ik gevangen zat van me af te werpen. Toen mijn vrouw zag hoe ik veranderd was, schreef zij aan Nagase. De brief die hij terug schreef was vol mededogen, en ik denk dat ik op dat moment het harnas, waarin ik mezelf verschanst had kon afgooien, en het ondenkbare kon gaan denken.

De ontmoeting vond plaats in 1998 in Kanburi, Thailand. Toen we elkaar zagen, groette Nagase met een formele buiging. Ik nam zijn hand en zei in het Japans: "Goede morgen meneer Nagase, hoe gaat het met u?" Hij trilde en huilde en hij herhaalde telkens: "Het spijt me zo, het spijt me zo erg."

Ik was gekomen zonder enige sympathie voor deze man, en toch wist Nagase, door zijn volledige nederigheid dit te keren. De dagen die volgden brachten we lachend en pratend samen door. Wij bleken veel gemeen te hebben. Wij beloofden contact met elkaar te houden en zijn sindsdien vrienden gebleven.

Na ons treffen voelde ik dat er een soort rust en vastbeslotenheid over mij was gekomen.
Vergeving is mogelijk wanneer men klaar is vergeving te aanvaarden.
Eens moet het haten ophouden.

hoofdmenu    volgende    vorige    info museum    uw reactie

Laatst gewijzigd: 24 december 2004