Gedichten

Een grote bezem als mitrailleur

Ik heb me veertig jaar
geleden stil gemeld bij de poort
van de kazerne in het noorden
van het al lang bevrijde land

 

Daar moest ik een soldaat worden
met een groen pak aan
op een soort kleine tank
om zo de oorlog na te bootsen

 

Bij een loket kreeg ik een mitrailleur
uit België maar ik bedankte
voor de eer en kreeg een brede bezem
om de sneeuw op een appélplaats te

vegen

 

Een legerpredikant nam me mee
naar dichte Drentse bossen
en gaf me sherry en wilde samen
met mij naar het wapen gaan

 

Na een nacht in de ziekenboeg
in een te grote pyjama mocht ik
naar een legerarts die me na
wat tranen een S5 aanbood

 

Na zestien dagen heb ik de kazerne
stil verlaten en zwaaide af
met groot verlof: nooit zou ik
het land nog mogen verdedigen

 

Niet tegen Chinezen
niet tegen de Russen
en nooit meer mocht ik
rijden op een kleine tank

 

Een norse kapitein vertelde me
tussen snor en neus en lippen door
dat ik een waardeloze soldaat was
die zich nog lang moest schamen

Geen wapen in mijn handen

Ooit soldaat geweest
terwijl ik op een vliegdekschip
naar de Cariben wilde
als oom Jan op de kruiser de Ruyter

 

Op een winterse ochtend naar Assen
per groene boemel opgekomen
een zandhaas in een kille kazerne
langs een eindeloze Drentse vaart

 

Niet langer burger maar militair
in dienst van het land, kruipend
over lage paden, schuchter saluerend
voor meerderen op wacht

 

Wapen geweigerd, woedende kolonels
een nacht in de slapeloze ziekenboeg
een arts die me bang maakte voor mezelf
en in de morgen een S5 gaf als cadeau

 

Er viel geen oorlog te winnen
met mij mopperde de kazerne
geen helm paste op mijn hoofd
geen wapen in mijn handen