Gedichten

Toen ik ontwaakte, was 't donkere nacht.
Naast mijn leger hield een vreemdeling de wacht.
Een Pruis - dus een vijand! "Où suis-je?" Zo klonk
aarzelend mijn vraag. - Meelijden blonk
in des Duitsers blauw oog. Hij bukte over mij:
"Te Wörth! Bij de Beijeren!" fluisterde hij.
"Et mes frères?" vroeg ik. "Où sont-ils, mes frères?"
En ik sprak den naam van Canrobert!
Met ontbloten schedel sprak hij dan:
"Gemitrailleerd tot den laatsten man!"

De kurassiers van Canrobert