Gedichten voor 1800

Mijn stem mocht in den Krijg in schotte tonen donderen,
Maar Vrede! ik heb geen taal voor uw bemin'lijkheid.
Doordringe uw toverkracht de zielen met uw wonderen,
En maal u-zelve af in de oogsten, die gij spreidt.

Daar moet veel strijds gestreden zijn,
Veel kruis en leeds geleden zijn,
Daar moeten heil'ge zeden zijn,
Een nauwen weg betreden zijn,
En veel gebeds gebeden zijn,
Zal 't op deez' aarde vrede zijn.

Ei zie, een drop, die holt geen steen
En dat slechts door de tijd alleen;
En 't muisje, dat geduldig bijt,
Doorknaagt een kabel mettertijd.

Maar als de ware Vrede eens praalt met zijn banieren
Dan zal een ander' geest de volkeren bestieren;
Dan woont een andre lust in 't edelmoedig hart;
Dan wordt het goed en 't kwaad niet onder een verwart.

Waer sijt ghij vorsten, die alleenlijck om te woeden
Met bloedtvergieten staegh, Uw nemmersatte swaerdt
Voer in den vuiste? daar 't
Gegeven is tot dwang der muytighe gemoedr'en?

Ik zeid' in goeden ernst, komt d' oorlog weer te blaken,
Daar zal een' menigte van arme-lui vergaan.
Vergaan? antwoord' een snaak; weest daar niet in begaan,
Den oorlog zal wel haast weer ander' armen maken.

Hoe gelukkig zijn de volken
Daar een zon van vrê de wolken
Van de krijg, die altijds woed
Wegschuift en verdwijnen doet!

Daer moet veel strijdts gestreden zijn

Daer moet veel strijdts gestreden zijn;
Veel kruys en leedts geleden zijn;
Daer moeten heyl'ge zeden zijn;
Een nauwen wegh betreden zijn;
En veel Gebedts gebeden zijn,
Soo langh wij hier beneden zijn:
Soo sal 't hier na in vreden zijn.

Schoon is de mei, met bloemen zonder tal,
Schoon is de seeg' met haar bekranste sweerden;
Maar die de kroon moet dragen bovenal,
Schoon is de vreê, de schoonste op de eerden.

Schoon is het gout

Schoon is het gout het schoonste der metalen
Schoon t'alebast, en t'luchtige crystal,
Schoon is het licht wanneer de son gaet dalen,
Schoon t'elpenbeen, en t'rosenroot coral,
Schoon is de mey met bloemen sonder tal,
Schoon is de Seeg' met haer becranste sweerden,
Maer, die de croon moet draeghen boven al,
Schoon is de vree de schoonste opder eerden.

Eist harde plicht, dat gij een vriend bevecht,
Verwin! - maar geen trofee blijv' tergend oprecht.

De vrede, een schat bij velen onbekend,
Hij overtreft triomfen zonder end
d'Olijf behaagt mij boven den laurier,
Wat is de krijg - Een woest, verslindend dier!

Gij zocht de heilige Vrêe,
En vond haar al verblijd,

En greep'ze, maar helaas! voor eenen kleinen tijd!

Z'ontglipte U wederom.

Na de dood van Aartshertogin Isabella