Het verhaal van (muzikant) Vedran Smailović

Door Robert Fulghum

Het is het jaar 2050. In een grote Oost-Europese stad – eentje die de wisselvalligheden van menselijke activiteit heeft overleefd voor meer dan duizend jaar- op een open plein in het centrum is een nogal vreemd monument. Niet een soldaat of een politicus. Geen generaal op een paard of een koning op een troon.

In plaats daarvan, de figuur van een enigszins gewone man, zittend op een stoel, terwijl hij op zijn cello speelt.

Rondom het voetstuk waar het standbeeld op staat liggen boeketten bloemen. Als je telt zul je altijd 22 bloemen vinden in ieder boeket.

De cellist is een nationale held. Als je iemand zou vragen naar het verhaal van dit standbeeld, zul je horen overeen tijd van burgeroorlog in deze stad. Volksmisleiders ontstaken vuren van haat tussen de burgers die tot verschillende religies en etnische groepen behoorden. Iedereen werd een vijand van iemand anders. Niemand was daarvan buitengesloten of veilig. Mannen, vrouwen en kinderen, baby’s en grootouders – oud en jong, sterk en zwak, partijdig en onschuldig – allemaal waren ze uiteindelijk slachtoffer. Velen werden verminkt, velen werden gedood. Zij die niet dood gingen leefde als dieren op de ruïnes van de stad.

Behalve één man. Een muzikant. Een cellist. Hij ging iedere dag naar een bepaalde straathoek. Gekleed in formele zwakkere avondkleren, zittend op een enigszins verkoolde stoel, speelde hij op zijn cello. Wetende dat hij neergeschoten of geslagen kon worden. Hij speelde de mooiste muziek die hij kende. Iedere dag opnieuw, voor 22 dagen. Zijn muziek was sterker dan haat. Zijn moed sterker dan angst.

Na verloop van tijd werden andere muzikanten gegrepen door zijn optreden en namen ze plaats naast hem, op straat. Deze daden van moed waren besmettelijk. Iedereen die een instrument kon spelen of zingen vond ergens in de stad een plekje op een kruispunt op straat en maakte muziek.
Mettertijd stopte het vechten. De muziek en de stad en de mensen leefden door.

Een mooie fabel. […] De echte wereld werkt zo niet, dat weten we allemaal. Cellisten worden zelden nationale helden – muziek heeft geen effect op oorlog.

Vedran Smailović is het daar niet mee eens. In de New York Times Magazine van juli 1992 verscheen zijn foto. Middelbare leeftijd, halflang haar, grote snor. Hij is gekleed in formele kleding. Zittend op een caféstoel in het midden van de weg voor een bakkerij, waar een rij mensen werd getroffen door mortiervuur, eind mei. 22 mensen werden vermoord. Hij speelt op zijn cello. Als lid van het Sarajevo Opera Orkest is er weinig dat hij kan doen aan haat en oorlog, dat eeuwen lang gaande is in Sarajevo. Desalniettemin, heeft hij voor 22 dagen sluipschutters en artillerievuur getrotseerd om Albinoni’s Adagio in G mineur te spelen. (Luister hier naar de video).

Ik vraag me af of hij dit stuk koos wetende dat het uit een fragment van een manuscript bestond dat werd gevonden in de ruïnes van Dresden, na de Tweede Wereld Oorlog. De muziek overleefde de bombardementen. Misschien is dat waarom hij dit speelde in de beschadigde straat van Sarajevo, waar de mensen omkwamen terwijl ze wachtten in de rij voor brood. Iets moet triomferen over horror.

Is deze man gek? Misschien. Is zijn gebaar vergeefs? Op conventionele wijze wel natuurlijk. Maar wat kan een cellist doen? Wat een waanzin om alleen de straat op te gaan en de wereld aan te spreken met een houten doos en een met haar bespannen boog. Wat kan een cellist doen? Alles waarvan hij weet heeft. Zachtjes ‘ sprekend’  met zijn cello, noot voor noot. Zoals de Rattenvanger van Hamelen, lokt hij de ‘ratten’ die de menselijke geest teisteren.

Vedran Smailović is een echte persoon. Wat hij heeft gedaan is echt gebeurd. De rij voor de bakker, de granaat en de muziek zijn geen fictie. Ondanks alle sprookjes vinden deze daden wel degelijk plaats in de wereld waarin wij leven. Soms klopt de geschiedenis op de meest gewone deur om te zien of er iemand thuis is.

Bijna iedereen in Sarajevo weet nu wat een cellist kan doen. De plek waar hij heeft gespeeld is een informeel monument, een ereplaats. Kroaten, Serviërs, moslims en christenen, ze kennen allemaal zijn naam en gezicht. Ze plaatsen bloemen waar hij heeft gespeeld. Ze herdenken de hoop die nooit mag ophouden te bestaan, dat op een dag het ergste van de mensheid overwonnen wordt door het beste, niet door onverwachte wonderen, maar door de daden van velen.

[…] Nu je het verhaal kent, vertel het aan anderen. Houd het levend. […] Heb nooit spijt en verontschuldig jezelf nooit ervoor dat je gelooft dat de wereld even stopt om te luisteren naar een man of vrouw die besluit om het risico te nemen om de waarheid te spreken.

[…] Wie zal zeggen of het monument er ooit zal komen? […] De mythe van de onmogelijke droom is krachtiger dan alle feiten van de geschiedenis.

Vertaalt, en een klein beetje ingekort, door Nina Koevoets. Artikel afkomstig uit “Engage. Exploring Nonviolent Living”, die het uit “Maybe (Maybe Not): Second Thoughts From a Secret Life”, (New York: Villard Books, 1993).

Zie ook een korte omschrijving in het Engels op peacemuseum