De kracht van solidariteit

In 1989 werkten Karen Ridd en vier andere internationale vrijwilligers met een groep genaamd Peace Brigades International (PBI) toen ze plotseling werden gearresteerd door het Salvadoraanse leger. Drie van de vijf hadden de Spaanse nationaliteit en ze werden promt uit El Salvador gedeporteerd. Hierdoor bleven Karen, die Canadese was, en haar vriendin Marcela Rodriguez, die uit Colombia kwam, achter in afwachting op wat er zou komen. Gelukkig had Karen de tijd om de Canadese consul te bellen en een andere PBI vrijwilliger te waarschuwen die toevallig op het juiste moment belde. Dit was een troost, net als de beleefdheid – in eerste instantie – van de soldaten.

Maar niemand van het team had eerder te maken gehad met arrestatie (tot nu toe, was er geen enkele internationale vrijwilliger gedood in Centraal Amerika, ondanks het enorme geweld om hen heen). Vanuit een andere kamer hoorde Marcela de soldaten hen beschrijven als “terroristen van de Episcopale Kerk”. De stemming van de twee vrouwen werd er niet beter op toen ze, samen met andere gevangenen, op een vrachtwagen werden geladen, naar een leger kazerne, geblinddoekt. Ze werden onderworpen aan vijf uur durende ondervraging over hun vermeende verband met de guerrilla Frente Farabundo Martipara la Liberacih Nacional (FMLN). Geluiden van martelingen en het snikken van slachtoffers kwamen uit nabijgelegen kamers. Karen wist dat PBI snel hun wereldwijde netwerk zou waarschuwen over de arrestaties, maar ze wist ook dat er weinig tijd was – het was niet te zeggen wat er in die barakken zou gebeuren als iemand ze er niet voor de avond uit kreeg.


PBI had inderdaad zijn wereldwijde netwerk geactiveerd, en al snel stuurden honderden mensen faxen naar de Canadese en Colombiaanse ambassades, belden en stuurden e-mail berichten naar hun vertegenwoordigers om aan te dringen op de onmiddellijke vrijlating van Karen en Marcela. Dit alles leverde geen enkele reactie op van de Colombiaanse ambassade, maar Canada oefende officiële druk uit op de Salvadoraanse regering, ongetwijfeld hintend dat hun uitgebreide handelsbetrekkingen met El Salvador in het gedrang konden komen als Karen niet onmiddellijk werd vrijgelaten.


Wat het ook was dat doordrong tot degene die de leiding had, Karen liep een paar uur later over het kazerneterrein naar een wachtende ambassadeur, hij vrijheid tegemoed. Maar toen de soldaten haar blinddoekten in de barakken, had ze een glimp opgevangen van Marcela, gezicht naar de muur, “
een perfect voorbeeld van ontmenselijking.” Hoe blij Karen ook was dat ze nog leefde, iets trok aan haar. Ze voelde zich verschrikkelijk en maakte een paar excuses aan de geërgerde Canadese ambassadeur die helemaal uit San Salvador was gekomen om haar te halen. Ze draaide zich om en liep terug… de kazerne in, niet wetend wat haar daar zou overkomen, maar wetend dat het niet erger kon zijn dan een vriendin achterlaten.


De soldaten waren geschrokken, en bijna net zo geïrriteerd. Ze deden haar opnieuw handboeien om. In de volgende kamer sloeg een soldaat Marcela’s hoofd tegen de muur en zei dat een “blanke teef” stom genoeg was om daar weer naar binnen te lopen, en “Nu zul je zien wat voor een behandeling een terrorist verdient!” Geen mister nice guy meer. Maar Karen’s gebaar had een vreemd effect op de mannen. Ze praatten tegen Karen ondanks zichzelf, en zij probeerde uit te leggen uit te leggen waarom ze terug was gekomen: “Je weet hoe het is om gescheiden te zijn van een kameraad.” (een ‘compañero‘). Dat raakte hen. Ze lieten Karen en Marcela vrij en de twee vrouwen liepen samen naar buiten onder de sterren, hand in hand.